Opgewekt stap ik vanmorgen mijn huiskamer in: man thuis, poes op schoot, kopje koffie met beschuit binnen handbereik……….. en de t.v. aan met het nieuws. Deetmans onderzoek naar misbruik binnen de katholieke kerk wordt, op dat moment, bekend gemaakt. Alles in mij ligt open, alle herinneringen aan het “katholieke geloof” gaan aan mij voorbij.
Ik kijk mijn man aan en zeg: “Vind jij, dat ook ik slachtoffer ben?.” Grote ogen kijken me aan en hij antwoord volmondig: “Ja”. Voor alle zekerheid check ik nogmaals: “Ja, maar jij hebt toch ook wel nare jeugdervaringen”. Zoals altijd als ik onterecht iets recht wil breien als het krom is, schut hij zijn hoofd. Zijn antwoord is kort en bondig: “Nee, niet zoals jij”.
Een paar uur later heb ik wat gegoogled en gaan de herinneringen aan mij voorbij. Ik heb mijn beslissing genomen. Mijn man komt van boodschappen terug en ik deel hem mede dat ik een melding ga doen van de misstanden. Niet binnen de katholieke kerk, maar op een katholieke school in Etten Leur. Gewoon steun betuigen aan de vele mensen die heel hun leven deze last meedragen.
Als vijf jarige kwam ik in Etten Leur wonen in 1960. Daarvoor woonde ik uit Nunspeet en had goede herinneringen aan het kleuterschooltje, met zijn kleurkrijtjes, poppenhoek en een schitterende juf met mooie liedjes en soms een zelfgemaakte rok aan met allemaal cadeautjes erin.
De school in Etten Leur had een kleuterafdeling en een klooster aan de overkant. De ramen waren hoog met glas in lood, met een marmeren gang met koperen haken waaraan de jas en de gymspullen hoorde te hangen. In mijn herinnering was er een steeg en had de hoofdingang op het binnen plein een gebogen donker bruine deur. De kleuters waren afgescheiden van de grotere. Er waren alleen meisjes op deze katholieke school en overwegend gaven daar nonnen les. Zwarte lange kleden, zwarte kappen met witte stijve onderdelen.
Mijn moeder zwaaide me uit de eerste dag en ik had zelf de school te vinden. De eerste dag moest ik een rozenkrans maken en de zuster legde uit hoe dat moest. De kinderen waren niet stil genoeg blijkbaar en er werd getierd en gescholden door de zuster. Zij brieste en haar hoofd werd vuurrood. Oren werden omgedraaid, rozenkransen uit elkaar getrokken door de non. Kralen rolde over de grond. Tot overmaat van ramp spuugde ze bij het praten en mijn tafeltje leek op een tekening van een soort spattechniek, maar van speeksel. Aan het eind van de ochtend keek ik tijdens het bidden in het rond. Ik wist eigenlijk niet wat bidden was. Twee kinderen voor mij smoezelde wat tegen elkaar en de zuster had er nu toch wel genoeg van. Zij pakte de twee bij hun haren en knalde hun hoofden tegen elkaar. Niet zacht niet opvoedend, gewoon twee kopjes tegen elkaar. Huilend ben ik naar huis gelopen, totaal verward. In mijn herinnering ben ik daarna niet meer naar die kleuterklas geweest. Ik ben nog wel op weg naar de kleuterklas geweest en ook op het schoolplein, maar men kon mij niet bewegen zelf daar naar binnen te gaan.
Na de vakantie ging ik naar de lagere school, in het hetzelfde gebouw maar nu mocht ik op het grote speelplaats. De kleuters mochten buiten alleen onder een soort overkapping spelen op het schoolplein. De 4 laagste klassen mochten voor de fietsenstalling en de 2 hoogste achter de fietsenstalling waar ook een plaatsje was. Mijn moeder had mij voor de vakantie de tijd gegeven te wennen aan “het verhuisd zijn”, maar na de vakantie moest ik echt naar school.
Allereerst moest ik leren schrijven. Ik was linkshandig, wat een doodzonde bleek te zijn. Daar had zuster Gabriël iets opgevonden. De eerste dag kreeg ik een pepermuntje in mijn linkerhand zodat ik met de rechterhand moest schrijven. Toen ik daar mee smokkelde werd mijn linkerhand regelmatig vastgebonden achter aan mijn stoel. Mijn kroontjespen was voor rechtshandige en veroorzaakte bij mij vlekken in mijn schrift. Grote rode kringen werden om de vlekken gezet, er zaten zelden fouten in het werk. Maar ik werd belachelijk gemaakt voor de klas en kreeg nooit een stempel of plaatje. De anderen soms twee voor goed werk en voor mooi schrijven. Ik maakte zelden fouten. Voor alle vakken een negen en voor schrijven hooguit een vier op mijn rapport. Wel vaak verzuim, wat volgens mij ook een cijfer was, zelfs een elf. Met sinterklaas kreeg iedereen een chocolade kikker of een mandarijntje op hun tafeltje bij hun schriftje, ik kreeg een roe. Ook zou er nog wel wat zwaaien als sinterklaas er was. Zuster Gabriël’s spot was groot.
Op een dag kreeg ik een nieuw schriftje, waarop zuster Gabriël mijn naam had geschreven, maar met een schrijffout. Helemaal ontdaan kwam ik thuis. Mijn vader adviseerde mij om een streep door de naam te zetten en de goeie eronder. Dat vond ik een goed idee. Helaas zuster Gabriël haalde de hoofdnon erbij. Zoveel brutaliteit moest bestraft worden. Ik werd aan mijn haren mee naar een kamertje genomen met een levensgroot jezusbeeld. Ik moest een middag op mijn knieën voor het beeld gaan zitten met mijn handen in mijn nek. De volgende dag moest ik weer naar dat kamertje en moest ik op mijn knieën met een speld spelden uit de kieren in de houten vloer halen.
Op een warme middag kwam weer de hoofdnon en werd er een meisje naar voren gehaald. Zij moest voor de klas staan en haar handen werden omhoog gehouden. De hoofdnon beval ons het meisje uit te lachen omdat zij door haar vader naar school gebracht werd. Zij woonde buiten het dorp op een afgelegen boerderij. Het meisje begon te huilen, degene die weigerde haar uit te lachen werden hardhandig door zuster Gabriël naar voren gehaald en moesten naast het meisje staan. Dus je had geen keus doen wat de nonnen zeiden of voor schandpaal functioneren. Op den duur stond de helft voor de klas en huilde iedereen. Het bleef doorgaan tot iedereen het meisje beschimpte.
Aan het eind van de derde klas van de lagere school gingen mijn ouders verhuizen naar Zeeland. Zuster Gabriël wilde mijn poëziealbum hebben om er een mooi gedichtje in te schrijven. Ik kreeg het terug met een verhaal over van mijn tomeloze inzet bij de les van de kapelaan en daarnaast was mijn poëziealbum bevuilt met alle stempels die ze maar had kunnen vinden en die ik wel had willen hebben voor mijn inzet, ook bij het schrijven. De inzet bij de kapelaan was gedwongen. Je moest elke morgen naar de kerk. Anders kreeg je strafmaatregelen, zoals je adventkalender niet in mogen kleuren, bespot worden voor de klas, etc.. Als ik aan mijn poëziealbum denk dan komt alleen die vieze bladzijde naar boven.
Iedere vorm van eigen initiatief werd bestraft. Als je beloond werd voor goed gedrag mocht je een middag in het klooster aan de overkant komen. Waar meisjes intern en extern opgeleid werden voor onderwijzeres. Ook deze meisjes vonden dat ze een uitzonderlijke positie innamen. Op een dag kwam ik drie onderwijzeressen in spé tegen op straat. Ik werd bij hen geroepen, ik kende ze niet. Ze wezen op een deur van een winkel open en eiste dat ik die deur voor hen open zou doen. Ik moest op hen wachten tot ze klaar waren om de deur weer te sluiten, voor hen. Zelf kregen ze straf in het klooster als ze in de huiswerkklas niet diep genoeg over hun boeken gebogen zaten, volgens informatie van iemand die daar gestudeerd heeft. Een non zat achterin en tikte met een stokje om de orde te handhaven.
Mijn ouders hebben van de meeste incidenten niets geweten omdat in die tijd kinderen altijd ongelijk hadden. Ik weet zeker dat ik veel verdrongen heb, maar ik laat de rest van mijn leven niet meer verpesten. Als kind heb ik altijd het onrecht gezien en hun machtsvertoon. Hoe had mijn kindertijd kunnen zijn bij de juf in Nunspeet, met haar malle cadeautjesrok.
Breezand, 24 maart 2013
Adike Grooters-Viellevoye
Registertherapeut BNG ®
website: www.viellevoye.nl